Fokwaarde levensduur: vragen en antwoorden

categorie AEU-blog
2
aug
2018
0
Reacties
fokwaarde levensduur

De methode om de fokwaarde levensduur te berekenen is sinds april 2018 aangepast. Daardoor zijn de individuele fokwaarden van stieren veranderd. Hieronder beantwoorden we een aantal veelgestelde vragen over deze veranderingen van de fokwaarde levensduur.

 

Wat is er veranderd in de fokwaardeschatting levensduur?

In april 2018 is een nieuw model voor de fokwaardeschatting geïntroduceerd om stabielere fokwaarden voor stieren over de tijd te schatten. Met het oude model waren de veranderingen per indexdraai te groot. Ook werd de eerste fokwaarde van een stier overschat. Met het nieuwe model zijn de veranderingen van individuele stieren kleiner. Dit komt omdat het nieuwe model er rekening mee houdt dat overleving bij vaarzen genetisch gezien een ander kenmerk is dan overleving bij oudere koeien. Ook is levensduur over de jaren heen niet hetzelfde kenmerk.
Veehouders zijn dieren door de tijd heen om andere redenen gaan afvoeren en daar houden we nu rekening mee. Zo kunnen we heel oude stieren eerlijker vergelijken met jonge stieren.

 

Waarom zijn oude stieren veranderd, bijvoorbeeld Sunny Boy?

Omdat het rekenmodel is veranderd, heeft dit ook gevolgen gehad voor oude stieren. Oude en jonge stieren worden nu op een eerlijkere manier met elkaar vergeleken, omdat het kenmerk levensduur gestandaardiseerd is over de tijd heen. Sunny Boy was in zijn tijd een productieverhoger en dat was de belangrijkste reden waarom zijn dochters langer bleven lopen. Nu is de productievererving van Sunny Boy gemiddeld en ook de levensduurvererving is gemiddeld. Als Sunny Boy nu opnieuw gebruikt zou worden, dan zullen zijn dochters gemiddeld genomen niet ouder worden dan dochters van een gemiddelde andere stier. Twintig jaar geleden zou Sunny Boy een bovengemiddelde fokwaarde levensduur hebben gehad, maar als we vandaag kijken is zijn fokwaarde gemiddeld.

 

Hoe kan het dat de fokwaarde van een stier gebaseerd is op minder dochters dan voorheen? Jullie gebruiken toch dezelfde gegevens?

We gebruiken inderdaad dezelfde gegevens als voorheen, namelijk gegevens over melkproductie, verblijfplaatsen en afkalvingen. Maar we hebben veranderingen doorgevoerd in de selectie-eisen, waardoor het aantal dochters kan zijn gedaald.
De veranderingen in selectie-eisen zijn:

  • Vaarzen op mpr-bedrijven die na afkalven, maar vóór de eerste mpr zijn afgevoerd, zijn toegevoegd.
  • Alleen officieel erkende lactaties worden meegenomen.
  • Bedrijf-jaar-maanden met té extreme afvoer worden niet meegenomen, omdat dit geen goede weergave is van ‘normale’ afvoer.

 

Kan een stier wel een fokwaarde van +1000 dagen hebben? Dat is toch niet geloofwaardig?

Dat is inderdaad een hoge fokwaarde en er zijn niet veel stieren die dit vererven. Het zijn met name de jonge stieren die dergelijke hoge fokwaarden hebben. Dat laat direct zien dat er vooruitgang zit in de fokkerij, omdat levensduur in het fokdoel zit. De jonge stieren zijn voor zowel productie- als gezondheidskenmerken hoger dan oudere stieren, en daarmee is het te verwachten dat ook de levensduurvererving hoger is voor de jonge stieren.
Overigens is door fokkerij de potentie aanwezig om koeien steeds ouder te laten worden, maar door managementomstandigheden krijgen veel koeien niet de kans om het te laten zien.

 

Wat is de relatie tussen fokwaarde levensduur en aanhoudingspercentage?

Er is een verband tussen de fokwaarde levensduur en de aanhoudingspercentages, maar dit is geen één-op-één relatie. Dezelfde gegevens staan aan de basis van zowel de fokwaardeschatting als berekening van de aanhoudingspercentages. In de fokwaarde houden we daarnaast rekening met invloeden zoals het bedrijf waar het dier staat, afkalfleeftijd en seizoen van afkalven. Daardoor is het mogelijk om stieren op basis van fokwaarden op een eerlijke manier met elkaar te vergelijken. De aanhoudingspercentages zijn ruwe gemiddelden die niet gecorrigeerd zijn. Daarom is het riskant om  individuele stieren op basis van aanhoudingspercentages te vergelijken. Door toeval kan het voorkomen dat een stier met een hoge fokwaarde levensduur ondergemiddelde aanhoudingspercentages heeft en een stier met een lage fokwaarde levensduur juist bovengemiddelde aanhoudingspercentages.

 

Waarom worden de koeien gemiddeld genomen niet ouder?

In de jaarstatistieken zien we dat leeftijd van de afgevoerde dieren niet toeneemt, terwijl de fokwaarden levensduur steeds hoger worden. De belangrijkste reden is dat het vervangingspercentage de afgelopen jaren nauwelijks is veranderd. Dat betekent dat als er een nieuwe vaars aan de melk komt, er een andere koe weg moet. Als deze koe geen gezondheidsproblemen heeft, noemen we dit vrijwillige afvoer. Er zijn ook koeien die vanwege gezondheidsproblemen worden afgevoerd, dit is gedwongen afvoer. De afgelopen jaren daalt het percentage gedwongen afvoer. Veehouders voeren dus steeds vaker koeien af, die best nog langer konden produceren. Door fokkerij is de potentie aanwezig om koeien ouder te laten worden, maar door de managementomstandigheden krijgen de meeste koeien niet de kans om deze te laten zien.

 

Klopt de fokwaarde levensduur nog wel nu er veel meer koeien worden afgevoerd in verband met de fosfaatwetgeving?

De fokwaarde klopt juist wél! In de fokwaardeschatting houden we rekening met storende invloeden, zoals extra afvoer in een bepaalde periode, maar ook afkalfleeftijd en seizoen van eerst afkalving. Hierdoor is het mogelijk om stieren op een eerlijke manier met elkaar te vergelijken. In ruwe gemiddelden, zoals aanhoudingscijfers, wordt daar geen rekening mee gehouden, waardoor het vergelijken van stieren veel lastiger is.

 

Meer lezen over de fokwaarde levensduur en aanhoudingspercentages

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *