Mastitis aanpakken met fokkerij

categorie AEU-blog
6
mrt
2019
0
Reacties

Niemand zit te wachten op uierontsteking. Door stieren met een hoge
fokwaarde voor uiergezondheid te kiezen is het mogelijk het aantal
mastitisgevallen flink omlaag te brengen. Hoe dat werkt, leest u hier.

De uiergezondheid van uw koeien is natuurlijk van grote invloed op de productie
en duurzaamheid van uw veestapel. Ook werkt het prettiger om koeien te
melken met een goede uiergezondheid. We weten dat uiergezondheid vooral
wordt beïnvloed door de omgeving en door management. Maar toch is het ene
dier gevoeliger voor mastitis dan het andere dier. Dit heeft alles te maken met
genetica; de weerstand tegen mastitisinfecties is namelijk erfelijk. Dat maakt
fokken op minder mastitisgevallen mogelijk.

Uiergezondheid
De fokkerijorganisaties in Nederland en Vlaanderen hechten veel waarde aan
het verbeteren van uiergezondheid. Uiergezondheid is ook opgenomen in het
fokdoel. Daarom is de uiergezondheidsindex onderdeel van de totaalindex NVI.
De uiergezondheidsindex is opgebouwd uit twee fokwaarden: de fokwaarde
voor subklinische mastitis en de fokwaarde voor klinische mastitis. In de
fokwaardeschatting worden naast gegevens over subklinische en klinische
mastitis vijf kenmerken gebruikt die gebaseerd zijn op celgetalpatronen.
Sinds april 2016 worden de mastitisgevallen die veehouders registreren in
VeeManager, meegenomen in de fokwaardeschatting.

 

Figuur 1 – Percentage klinische mastitis in de periode 2006 – 2017

Daling van mastitis
De mastitisregistraties laten zien dat in de periode 2006-2017 het
mastitispercentage is afgenomen met 5 procent. Dit percentage berekenen we
door het aantal geregistreerde gevallen van klinische mastitis te delen door
het aantal dieren in de mpr. De afname van het percentage klinische mastitis
per lactatie is te zien in figuur 1. De figuur laat zien dat in latere lactaties het
percentage klinische mastitis toeneemt, bijvoorbeeld in 2014 van 10 procent in
de eerste lactatie naar 20 procent in de derde lactatie.

Mastitisfokwaarden werken
Wanneer u het percentage klinische mastitis wilt verlagen via genetica, zijn
de fokwaarden voor uiergezondheid de aangewezen hulpmiddelen. We zien
dat dochters van stieren met een fokwaarde klinische mastitis boven de 100
beter scoren dan gemiddeld voor klinische mastitis. Ze hebben in de praktijk
inderdaad minder mastitis. Dit is te zien in figuur 2.
Hier hebben we gekeken naar het percentage nakomelingen met mastitis.
De stieren hebben we ingedeeld in vier klassen, gebaseerd op de fokwaarde
voor klinische mastitis. Er is duidelijk een verschil te zien tussen de hoge en de
lage klasse. Hoe hoger de stier scoort op de fokwaarde voor klinische mastitis,
hoe minder mastitis de dochters hebben. Dat geldt zowel voor vaarzen, als
voor oudere koeien. Bij de oudere koeien zijn de verschillen zelfs nog groter.
Bijvoorbeeld: van de dochters van stieren met een fokwaarde van 96 of lager
hebben in de derde lactatie gemiddeld 20 procent mastitis. Van de dochters
van stieren met een fokwaarde van 104 of hoger hebben in de derde lactatie
gemiddeld 10 procent mastitis. Een verschil van 10 procent. Dat betekent in de
praktijk de helft minder ergernis in de melkstal!

Figuur 2 – Relatie tussen de fokwaarde voor klinische mastitis en het percentage klinische mastitis bij de dochters in de eerste drie lactaties voor stieren opgedeeld in vier klassen voor de fokwaarde klinische mastitis (≤96, 97-100, 101-104, >104).

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *