Fokwaarde levensduur of aanhoudingspercentages?

categorie AEU-blog, Algemeen
14
jul
2022
0
Reacties

Fokwaarde levensduur of aanhoudingspercentages?

Veel veehouders willen graag koeien fokken die lang mee kunnen gaan. Maar welk getal gebruik je daar het best voor: de fokwaarde levensduur of de aanhoudingspercentages?

De fokwaarde levensduur is een maat voor hoeveel dagen de dochters van een stier langer of korter zullen blijven lopen op een bedrijf. De fokwaarde is een voorspelling voor de toekomst en houdt rekening met verstorende invloeden.
De aanhoudingspercentages geven aan hoeveel dochters van een stier daadwerkelijk een bepaalde periode hebben overleefd. De aanhoudingspercentages zijn ongecorrigeerde gemiddelden van de gerealiseerde prestaties. Hiermee kun je geen voorspelling voor de toekomst maken.

 

Veel koeien afgevoerd door fosfaatwetgeving
Voor de fokkerij is het van belang om naar fokwaarden te kijken, maar er is vanuit de sector ook veel belangstelling voor aanhoudingspercentages. Laten we eens kijken naar een paar voorbeelden van het fluctueren van aanhoudingspercentages.

Door de wetgeving rondom fosfaatproductie zijn in 2017 de managementomstandigheden vrij acuut veranderd. Veel melkveehouders moesten meer koeien gedwongen afvoeren dan normaal gesproken. In tabel 1 zijn de aanhoudingspercentages voor de koeien die gekalfd hebben in  2014 tot en met 2020 weergegeven per 12 maanden overleving en de gerealiseerde levensduur over 72 maanden.

Voor de dieren die hebben gekalfd in 2014 en 2015, zien we dat de aanhoudingspercentages vrijwel hetzelfde zijn. De gerealiseerde levensduur van deze dieren is ongeveer 1.130 dagen. Voor 2016 tot en met 2018 zien we dat in alle leeftijdscategorieën meer dieren zijn afgevoerd ten opzichte van de voorgaande jaren. De aanhoudingspercentages zijn in de meeste categorieën 4 tot 7 procent lager. Dit zorgt ervoor dat de gerealiseerde levensduur is gedaald met 100 dagen naar 1.030 dagen voor koeien gekalfd in 2017.

Dit komt ook goed overeen met de waargenomen daling van de afvoerleeftijd van stamboekkoeien in de CRV-jaarstatistieken voor Nederland. In Vlaanderen is de levensduur minder gedaald, omdat daar geen generieke maatregel van kracht was om koeien af te voeren.

Sinds 2017 is de levensduur weer aan het stijgen. Inmiddels zijn de aanhoudingspercentages weer terug op het niveau van vóór de fosfaatreductieregeling of zijn hoger. De gerealiseerde levensduur ligt daarmee zelfs op een hoger niveau en was 1.147 dagen in 2020.

 

Tabel 1. Aanhoudingspercentages op 12, 24, 36, 48, 60 en 72 maanden en levensduur tot en met 72 maanden (in dagen) voor dieren gekalfd in 2014-2021.

% aangehouden tot
gekalfd in 12 mnd. 24 mnd. 36 mnd. 48 mnd. 60 mnd. 72 mnd. levensduur (dgn.)
2014 90 76 60 42 27 16 1.133
2015 89 76 59 42 27 15 1.128
2016 86 72 56 39 25 14 1.063
2017 86 70 53 37 23 13 1.030
2018 89 73 55 39 25 14 1.073
2019 91 76 58 40 26 16 1.121
2020 91 77 60 42 27 16 1.147

 

Veranderde aanhoudingspercentages

Door wetgeving is in 2016 tot en met 2018 de gemiddelde afvoerleeftijd van de koeien dus gedaald. Maar dit heeft ook direct gevolgen voor de aanhoudingspercentages van stieren. De aanhoudingspercentages van stieren die in deze jaren dochters aan de melk hadden, zijn lager ten opzichte van eerdere en latere jaren. Bij oude stieren (waarvan nagenoeg alle dochters afgevoerd zijn) zijn de aanhoudingspercentages daarentegen niet veranderd. Is het dan wel eerlijk om stieren te vergelijken op basis van aanhoudingspercentages? De stier zelf is niet veranderd, en ook de koeien niet, maar wél de managementomstandigheden.

In de fokwaardeschatting wordt juist rekening gehouden met verstorende invloeden, zoals jaar en seizoen van eerste keer afkalven, lactatiestadium, leeftijd bij eerste afkalving en of de koeien op een bedrijf staan met een jonge of oude veestapel. Daarmee is het mogelijk om stieren op basis van de fokwaarde te vergelijken over de tijd heen, maar ook over bedrijven heen.

 

Aanhoudingspercentages op stierniveau

Laten we er een stier met veel dochters als voorbeeld bij pakken om te zien hoe de aanhoudingspercentages ook op stierniveau veranderen. Delta Atlantic is een van de meest gebruikte stieren van de afgelopen jaren en heeft inmiddels ruim 70 duizend dochters aan de melk, waarvan een aanzienlijk deel in de jaren van de fosfaatreductie aan de melk zijn gekomen. De eerste Atlanticdochters hebben in 2012 voor het eerst gekalfd en de dochters met de eerste afkalving vóór 2017 konden inmiddels 60 maanden productief zijn.

In tabel 2 zien we dat de aanhoudingpercentages dalen, voor de aanhouding op 12 maanden van 92 naar 88% in 2016 en 2017, voor 24 maanden van 82 naar 75% in 2016, en voor 36 maanden van 63 naar 59% in 2015. De laagste waarden komen overeen met de periode dat de koeien productief waren én dat de extra afvoer voor fosfaatreductie plaatsvond. Stel dat de verschillende kalfjaren identieke broers van Atlantic voorstellen, dan zullen de fokwaarden nagenoeg hetzelfde zijn, maar de aanhoudingspercentages verschillen nogal. De fokwaarden zullen vergelijkbaar zijn, omdat rekening wordt gehouden met verstorende invloeden, zoals in dit geval extra afvoer van dieren die in een specifieke periode heeft plaatsgevonden.

 

Tabel 2. Aanhoudingspercentages op 12, 24, 36, 48 en 60 maanden na eerste afkalving voor Delta Atlantic per kalfjaar als vaars.

% aangehouden tot
kalfjaar vaarzen aantal dochters 12 mnd. 24 mnd. 36 mnd. 48 mnd. 60 mnd.
2012 149 95 85 74 56 38
2013 905 92 83 64 45 28
2014 3.760 93 82 63 44 31
2015 3.997 92 76 59 43 30
2016 15.190 88 75 60 45 30
2017 17.176 88 76 62 45
2018 12.861 90 79 64
2019 8.751 92 79
2020 5.191 91

 

Voor Delta Atlantic is dus duidelijk zichtbaar dat de aanhoudingspercentages veranderen per kalfjaar van de vaarzen. In de fokwaardeschatting wordt rekening gehouden met dergelijke grote, maar ook minder grote verstorende invloeden. Eveneens wordt er rekening mee gehouden of een koe op een bedrijf staat met veel afvoer of juist weinig afvoer. Om stieren op een eerlijke manier met elkaar te vergelijken is het daarom beter om naar de fokwaarde te kijken.

 

Conclusie

Door managementomstandigheden kunnen aanhoudingspercentages fluctueren. Die fluctuaties zijn groot bij ingrijpende veranderingen, zoals door de extra afvoer vanwege het fosfaatreductieplan. De fokwaarde levensduur houdt rekening met dergelijke omstandigheden. De fokwaarde levensduur is een voorspelling van de prestaties van volgende generaties, terwijl met aanhoudingspercentages alleen wordt teruggekeken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *